Lies & Teije's reis website

Informatie over Noorwegen


Home -> Europa -> Noorwegen - > Informatie Noorwegen
Zoeken

Informatie over Noorwegen

Feiten over Noorwegen

De (nationale) vlag
Officiële naam Kongeriket Norge (Koninkrijk Noorwegen)
Oppervlakte 323.787 km2 waarvan 5% water (9x zo groot als Nederland)
Aantal inwoners 5,52 miljoen (2016)
Bevolkingsdichtheid 15 mensen per km²
Hoofdstad Oslo
Munteenheid Krone (NOK); 1 kroon is € 0,11; 1 euro is 9 NOK (2017)
Wegennet Over het algemeen zijn de wegen zeer goed. Vooral in het noorden zijn er nog onverharde wegen en zijn ze smaller. Tunnels zijn niet altijd goed verlicht en regelmatig moet er tol betaald worden. Vooral de wegen op Magerøy (bij de Noordkaap) zijn nog slecht.
Veerboten: Bij de meeste veerboten kun je gewoon in de rij gaan staan. Meestal komt er op de kade al iemand langs bij wie je kunt betalen en soms gebeurt dat pas op de boot zelf. Reserveringen zijn alleen nodig op de drukke lijnen in het hoogseizoen (bv. Svolvær - Skutvika vanaf de Lofoten)
Tolwegen: Bij veel tunnels moet tol betaald worden; dit kan uiteen lopen van 20 kroon tot meer dan 200 voor een personenauto. De hoogte van de tol lijkt vaak niet in verhouding tot de kwaliteit van de tunnel te staan.
Ook zijn er privé-wegen waar tol betaald moet worden. Vaak is het niet veel meer dan een bus waarin men het geld moet doen
Brandstofprijzen Zie de website van de ANWB
Code auto kentekenplaat N
Telefoon landcode 47
Internet landcode .no
Tijdsverschil GMT+1; dezelfde tijd als in Nederland

Geografische gegevens

Van zuid tot noord kent Noorwegen een lengte van bijna 2000 km. (hemelsbreed 1752 km.) en is één van de bergachtigste landen van Europa. Van zuid tot noord ligt één lange bergkam. De bergen verdelen Noorwegen op een natuurlijke manier in een aantal regio's. Vestlandet (het west land) is het meest bekend door de fjorden die hier liggen. De belangrijkste stad van dit gebied is Bergen.
Østlandet (het oost land) heeft Oslo als centrum. Deze regio is wat vlakker dan Vestlandet en heeft dus ook meer landbouw en uitgestrekte bossen.
Sørlandet (het zuid land) is de zuidelijke regio. Deze ligt rond de stad Kristianstad.
Trøndelag is het gebied rond Trondheim. Trondheim is de derde stad van Noorwegen wat grootte betreft.
Nord Norge (Noord Noorwegen) is de laatste regio. Deze regio is de minst bevolkte regio. Onder deze regio vallen onder andere de Lofoten en Vesterålen eilandengroepen.
Het land is bijna 10x zo groot als Nederland, maar kent slechts 4,5 miljoen inwoners. 25% van het land is bedekt met bossen.
Meer informatie op Landenweb

BevolkingNaar boven

Volgens de statistieken woonden er in juli 2001 ongeveer 4,5 miljoen mensen in Noorwegen. Hiervan zouden ongeveer 23.000 Samen (of Lappen) zijn en zo'n 7.000 Kvæner, afstammelingen van Finse immigranten, de inheemse etnische minderheden. Ook leven er ca. 100.000 buitenlanders in Noorwegen, voornamelijk gastarbeiders uit Zweden, Frankrijk, Engeland, Denemarken, Turkije en Pakistan. Ondertussen is er la veel veranderd, meer informatie op Landenweb.

TalenNaar boven

Het Noors op zich bestaat niet; er zijn twee talen met ingewikkelde uitspraakregels en het ontbreekt aan een eenduidige spelling. Het Noors dat zich in de loop van de tijd ontwikkelde is niet ontstaan uit het oud-Noors, maar uit het Deens met steke Noorse invloeden. Deens was lange tijd de officiële taal tijdens de langdurige Deense overheersing. Na het verkrijgen van de onafhankelijkheid wilden letterkundigen dit onzuivere riksmål (taal van de Staat) vervangen door een zuiverder vorm, de landsmål (taal van het land). Een verbeterde en meer kunstmatige versie hiervan werd ook wel nynorsk (nieuw-Noors) genoemd en in 1917 wettelijk erkend als officiële taal naast het riksmål. Ondanks het feit dat gebruik van deze taal wordt gestimuleerd, maakt slechts zo'n 16% van de Noren er gebruik van. Het riksmål werd ondertussen omgedoopt tot bokmål en geldt internationaal als het standaard Noors.
Maar een dunbevolkt land als Noorwegen met vele afgelegen woonplekken stimuleert ook de ontwikkeling van allerlei lokale dialekten en hiervan zijn er dan ook nogal een groot aantal en worden als stukjes erfgoed gekoesterd.
Toch streeft men nog steeds naar één gemeenschappelijke taal, het samnorsk, maar tot echte resultaten heeft dit nog niet geleid.
Naast de Noorse varianten zijn er ook nog de talen van de minderheden, de Kvæner en de Samen. Zo'n 1/7e van de ongeveer 7000 Kvæner spreekt nog Fins en het Samisch wordt zelfs als derde officiële landstaal erkend. ook het Samisch kent echter verschillende dialekten.

Meer informatie over de talen in Noorwegen vind je op: noorwegen.ws of Landenweb.

GeschiedenisNaar boven

Dit is slechts een kort overzicht van de geschiedenis. Denemarken, waartoe Noorwegen lange tijd behoorde, hebben we uitgebreider behandeld. Voor meer informatie, zie aldaar, of bij de links onderaan deze paragraaf.

Prehistorie, tot 800 n.Chr.

Pas vanaf 9000 v.Chr., na de laatste ijstijd, is er sprake van menselijke bewoning. Pas laat in de Steentijd (5000-1500 v.Chr.) ontstonden er permanente nederzettingen waar landbouw werd bedreven. Pas in de IJzertijd (500 v.Chr. tot 400 n.Chr.) kwam Noorwegen in beperkte mate in kontakt met het Romeinse Rijk, maar vooral ook met de Germaanse stammen. Rond 500 na Christus daalde het bevolkingsaantal zeer snel, waarschijnlijk als gevolg van besmettelijke ziekten of een verslechtering van het klimaat. Rond 800 na Christus groeide de bevolking weer zo snel dat er overbevolking dreigde.

Vikingtijdperk, 800 - 1030

De Noormannen kwamen onder meer uit Noorwegen, maar vooral uit Zweden en Denemarken. Als begin van de vikingtijd wordt de overval door vikingen op het Noord-Engelse Lindisfarne in 793 aangehouden. Daarna volgde een serie succesvolle plundertochten langs de kusten van de Britse eilanden tot zelfs aan de Middelandse Zee toe. De Noormannen of Vikingen werden omschreven als wrede en bloeddorstige barbaren, maar waren waarschijnlijk niet veel wreder dan hun tijdgenoten in West-Europa.
Noorwegen veranderde in de vikingtijd langzaam in een centraal bestuurd land en werd eeuwenlang bestuurd door verschillende koningen. Na de verloren slag bij Stiklestad werd Noorwegen samen met Engeland veroverd door Knut De Grote van Denemarken.

Middeleeuwen, 1030 - 1319

Met de dood van koning Knut van Denemarken (1035) viel Denemarken voorlopig weg als machtsfactor in Noorwegen. Magnus werd koning in heel Noorwegen, dat nu overal erkend werd als een onafhankelijk, soeverein koninkrijk. Aan het begin van 14e eeuw was het rijk machtiger dan ooit; de koloniën, gesticht op de Orkaden, Shetland, de Faeröer, IJsland en Groenland, hadden de heerschappij van het moederland erkend. Toch was een culturele en economische achteruitgang toen al, en in de 14de en 15de eeuw ook in politiek opzicht, duidelijk merkbaar. Vermindering van het aantal handels- en oorlogsschepen bemoeilijkte de verbindingen tussen de rijksdelen, de betekenis van de Hanze voor de in- en uitvoer nam toe. Een pestepidemie in de 14de eeuw halveerde de bevolking en hield nog ernstiger huis onder de adellijke families die werden gereduceerd van 300 tot 60. Ook de geestelijkheid, belangrijk voor onderwijs en cultuur, werd gedecimeerd.

Unie van Kalmar, 1319 - 1536

Na het uitsterven van de dynastie werd Noorwegen in de Unie van Kalmar verenigd met Zweden (1319-1380) en vervolgens met steeds hechtere banden met Denemarken (tot 1814). In 1533 probeerde de naar de Nederlanden uitgeweken Deense koning Christiaan II zijn heerschappij over de Noordse rijken te heroveren. Ook waagde de aartsbisschop Engelbrechtsson een poging de Noorse autonomie te herstellen. Maar na Engelbrechtsson's vlucht legde de zegevierende Christiaan II het land de Deense kerkordening op en benoemde hij in Noorwegen Deense geestelijken. Denen verdrongen Noren in de Rijksraad en Deense ambtenaren regeerden het land.

Deense overheersing, 1536 - 1814

In het kroningscharter van 1536 hield Noorwegen op een zelfstandig koninkrijk te zijn en werd onderdeel van Denemarken. Vanaf de 16de eeuw was er een vooruitgang merkbaar in economisch en cultureel opzicht. De eigen scheepvaart groeide. In 1660 werd het koningschap erfelijk en absoluut. In de Napoleontische oorlogen koos Kopenhagen in 1807 de Franse kant. Dit leidde tot een Britse blokkade van Denemarken en Noorwegen, met zeer negatieve gevolgen voor handel en export. Ook de verbindingen met Denemarken werden steeds moeilijker. Maar dat isolement versterkte wel het nationale gevoel. Om het verlangen naar zelfstandigheid in Noorwegen een halt toe te roepen, zond koning Frederik VI zijn neef en kroonprins Christiaan Frederik in 1813 als stadhouder naar Noorwegen om te redden wat er te redden viel. Maar al in 1814 moest Frederik VI bij de Vrede van Kiel Noorwegen aan Zweden afstaan. De oorspronkelijke Noorse koloniën IJsland, de Faeröer en Groenland bleven bij Denemarken.

Unie met Zweden, 1814 - 1905

De Noren waren het er echter lang niet mee eens wat er in Kiel over hen was beslist. Christiaan Frederik werd tot koning uitgeroepen onder een nieuwe grondwet waardoor een einde werd gemaakt aan de absolute macht van de koning. De ministers waren voortaan verantwoording verschuldigd aan de gekozen volksvertegenwoordiging, het Storting. Zweden wilde echter de Vrede van Kiel uitvoeren en Noorwegen inlijven, maar de Storting wilde alleen de koning van Zweden als soeverein aanvaarden, als Noorwegen tenminste de grondwet mocht houden. Daarop kwam een wapenstilstand tot stand. Na een aantal grondwetwijzigingen werd Karel XIII van Zweden op 4 november 1814 tot koning van Noorwegen gekozen. De twee rijken zouden één koning hebben en als er een oorlog uitbrak als een eenheid optreden. Verder zouden ze onafhankelijk zijn en op voet van gelijkheid staan. In de praktijk was Zweden echter de machtigste partij, al was het alleen maar omdat Zweden de buitenlandse betrekkingen behartigde. In het midden van de 19e eeuw ging het economisch beter, toen ook Noorwegen zich ging mechaniseren en industrialiseren. Pas aan het einde van de 19e eeuw ontstond een parlementair systeem en er verschenen politieke partijen op de voorgrond. De interne tegenstellingen raakten wat op de achtergrond door de steeds slechter wordende betrekkingen met Zweden. Onmin met Zweden over het hebben van eigen consulaten leidde in 1905 tot zo'n konflikt dat de koning niet één Noorse staatsman meer vond die bereid was een nieuwe regering te vormen. Op 7 juni 1905 besliste het Storting met algemene stemmen dat het uitvoerend gezag niet in staat was zijn functie uit te oefenen en het verzocht de ministers tijdelijk de constitutionele plichten van de koning te vervullen. Deze beslissing werd korte tijd later door een referendum goedgekeurd. De ruziënde partijen knoopten in Karlstad onderhandelingen aan. Zweden stemde toe in de opheffing van de Unie, mits de grensvestingen werden gesloopt. En nadat bij volksstemming de republiek als staatsvorm was verworpen, koos het Storting de Deense prins Karel tot koning. Hij nam de naam Haakon VII aan en koos als lijfspreuk Alt for Norge (Alles voor Noorwegen).

Onafhankelijkheid, 1905 - 1940

In de eerste jaren van de onafhankelijkheid bleef de verhouding tot Zweden koel. Het verdrag van november 1907 met Engeland, Frankrijk, Rusland en het Duitse Rijk, waarbij Noorwegen beloofde niets van zijn grondgebied te zullen afstaan, terwijl de grote mogendheden zich verplichtten diezelfde territoriale integriteit en zelfstandigheid te zullen beschermen, werd in Zweden als een uiting van wantrouwen beschouwd en wekte daar grote wrevel. Na de verkiezingen van 1906 werd de Arbeiderspartij een factor van betekenis. In 1907 werd het vrouwenkiesrecht ingevoerd. De verkoop van alcoholische dranken werd in 1919 volledig verboden. De Eerste Wereldoorlog bracht een toenadering tussen de Scandinavische landen. Omdat ze neutraal waren hadden zij in veel opzichten dezelfde politieke en economische belangen. Economisch was de oorlog voor de reders, de industriëlen en de boeren een zeer voordelige tijd. De consumenten droegen de lasten doordat de eerste levensbehoeften sterk in prijs stegen. De buitengewone volmachten van de regering wekten grote ontevredenheid. Min of meer samenhangend met de vredesbesprekingen in Versailles verwierf Noorwegen in 1925 de soevereiniteit over Svalbard (Spitsbergen). In 1919 werd het algemeen kiesrecht ingevoerd.
Een grote staking in 1921 tegen de plannen tot loonsverlaging, geleid door de revolutionaire krachten in de arbeidersbeweging die toen de boventoon voerden, leidde tot een nederlaag voor de vakbeweging. De conservatieve krachten in de maatschappij werden versterkt. In deze tijd viel de Arbeiderspartij uit elkaar. In 1927 werd de nu gematigde Arbeiderspartij weer de grootste partij. Na een socialistisch regeringsintermezzo in 1928 kwam er in 1935 met het kabinet-Nygaardsvold een einde aan de jarenlange afwisseling van liberale en conservatieve kabinetten.

Duitse overheersing, 1940 - 1945

Na het uitbreken van de oorlog wist Noorwegen tot april 1940 neutraal te blijven. Op 8 april kondigden de geallieerden aan, door het leggen van mijnen binnen de driemijlszone, een einde te zullen maken aan de vaart van Duitse schepen onder de Noorse kust. De dag daarop volgde de Duitse invasie. Duitse troepen gingen aan land in Oslo, Bergen, Trondheim en Narvik. Koning en regering weken uit naar Londen, vanwaar de strijd werd voortgezet. Ondanks slechte organisatie wisten Noorse troepen ongeveer zes weken tegenstand te bieden, in Narvik geholpen door Engelsen en Fransen. Op 1 februari 1942 werd een nieuwe regering gevormd, met de Duitse vazal Quisling als minister-president. In het land ontwikkelde zich een aktieve verzetsbeweging. In oktober 1944 drongen Sovjettroepen op Noors gebied door en bezetten Kirkenes. Een groot deel van Finnmark viel al snel in hun handen. De Duitsers trokken zich uit het noorden terug onder het aanrichten van zware vernielingen. De Duitsers capituleerden op 8 mei 1945 en Noorwegen herwon zijn vrijheid.

Heden, 1945 - nu

Onmiddellijk na de oorlog vormde de sociaal-democraat Einar Gerhardsen een nationale regering. De sociaal-democraten behielden de meerderheid tot 1961. In 1965 kwam een burgerlijke coalitieregering aan de macht. In 1971 bezweek deze coalitie aan interne verdeeldheid over de toetreding tot de EG. De Arbeiderspartij vormde een minderheidsregering en maakte het voortbestaan ervan afhankelijk van de uitslag van het EG-referendum. Noorwegen sprak zich uit tegen de EG. Meerdere regeringen vielen naar aanleiding van de onenigheid over toetreding tot de Europese Gemeenschap.
Op 17 jan. 1991 overleed koning Olaf V en werd opgevolgd door zijn zoon Harald V. In oktober 1992 werd met de overige landen van de Europese vrijhandelsassociatie (EVA) en de twaalf EG-lidstaten een akkoord bereikt over de Europese Economische Ruimte. In 1993 werden de onderhandelingen met de EG weer heropend. Grote verliezers bij de parlementsverkiezingen van september 1993 waren de conservatieven en de kleine rechtse Vooruitgangspartij. Herhaaldelijk hadden de Noren het lidmaatschap van de EG afgewezen en ook het eind november 1994 gehouden referendum was hierop geen uitzondering: meer dan de helft stemde tegen.
Landenweb geeft meer informatie.

KlimaatNaar boven

Meteorologen kennen Noorwegen 3 klimaatzones toe. Langs de westelijke kust heerst een warm en gematigd zeeklimaat, dankzij de Warme Golfstroom. Door de ligging tussen de oceaan in het westen en hoge bergen in het oosten valt er ook veel regen. Achter de bergen heerst een boreaal vochtig klimaat. De verschillen in temperatuur zijn wat groter tussen de zomers en de winters. Het noorden van Noorwegen heeft een toendraklimaat, met droge en soms hoge temperaturen in de zomer en 's winters soms extreem lage temperaturen. Het zal duidelijk zijn dat in een langgerekt land als Noorwegen het klimaat nogal kan verschillen van regio tot regio.
Meer informatie over het klimaat staat op Landenweb.

Flora en faunaNaar boven

Door de uitgestrektheid van het land en de verschillende klimaatzones is er ook een grote verscheidenheid in de planten en dierenwereld.
Flora
Ruim 25% van het landoppervlak is bedekt met bossen, waarvan zo'n 70% naaldbomen (sparren en dennen). De dichtste bebossing is te vinden in het zuidoosten waar de boomgrens op 1000 meter hoogte ligt. In het noorden, boven de poolcirkel, ligt die grens al op 300 meter hoogte. Loofbomen, waarvan de berk het meeste voorkomt, zijn vooral in het zuiden te vinden, maar de dwergberk bijvoorbeeld ook wel zeer noordelijk. Fruitbomen groeien aan de westkust op beschutte plaatsen langs de fjorden. In het noorden komen voornamelijk struiken voor. De bloemenwereld is typerend Noord-Europees: minder variatie dan zuidelijker in Europa. Vooral besvruchten groeien veel n Noorwegen en in mindere mate ook paddestoelen.

Fauna
De meest voorkomende dieren in Noorwegen zijn vossen, marters, bevers en visotters. Ook het aantal lynxen neemt toe. In de fjordengebieden leven veel herten en reeën. In de bossen die grenzen aan Zweden leven ook elanden en wolven en hier en daar ook beren. Terwijl wolven in Zweden een beschermde diersoort vormen, worden ze in Noorwegen regelmatig afgeschoten om de schapen te beschermen. Verder leven er grote aatallen elanden, veelvraten en lemmingen in Noorwegen. Wat variatie betreft zijn de vissoorten en vogelsoorten veel talrijker dan de zoogdieren: vooral zalm, forel, karper en snoek komen veel voor en uiteraard veel zoutwatervissen in de zee. Zeevogels maken het grootste deel uit van de vogelwereld, vooral in de noordelijke streken, waaronder papegaaiduikers, meeuwen, alken en zeekoeten.
Op landenweb staat meer informatie.

EconomieNaar boven

Opvallend aan de ekonomie van Noorwegen is dat de van oorsprong zo belangrijke visserij en landbouw en veelteelt nog maar een klein gedeelte uitmaken van de totale opbrengst: Agrarisch: 2,2%; industrie: 26,3% (waaronder de visverwerkingsindustrie) en diensten: 71,5%. Ook is Noorwegen één van de weinige landen zonder staatsschuld.
Landbouw, veehouderij, bosbouw en visserij
In verhouding tot de weinige beschikbare landbouwgronden is de opbrengst van de akkerbouw, tuinbouw en veeteelt erg groot. Om afhankelijkheid van het buitenland te voorkomen worden de boeren zwaar gesubsidieerd en de prijzen van agrarische producten kunstmatig hoog gehouden. Zo wordt in Zuid-Noorwegen het verbouwen van graan gestimuleerd, om in de gebieden die niet voor graanproductie geschikt zijn, veeteelt mogelijk te maken, die (zij het zwaar gesubsidieerd) nog enigszins rendabel is. Op deze wijze wordt ook geprobeerd de ontvolking van vooral Noord-Noorwegen tegen te gaan. Het bosbezit is voor ongeveer twee derde in handen van boeren en wordt meest kleinschalig geëxploiteerd in combinatie met het boerenbedrijf. Van de Noorse bossen wordt ongeveer 80% benut voor houtproduktie. De meeste Noorse huizen worden nog steeds van hout gebouwd. De zee speelt nog altijd een belangrijke rol in de Noorse economie. De export van visproducten levert jaarlijks miljarden Noorse kronen op. In 1977 is een 200-mijlszone ingesteld. De viskwekerij (o.a. zalm en forel) is een groei-industrie die steeds belangrijker wordt.
Mijnbouw
Op het vasteland van Noorwegen worden o.a. ijzererts, lood, koper, nikkel, graniet, en zink gewonnen. Spitsbergen heeft grote kolenreserves die door Noorse en Russische maatschappijen worden geëxploiteerd. Op de Noordzee wordt vanaf 1971 aardolie en aardgas gewonnen. In 1993 bedroeg de aardoliewinning 114 miljoen ton en de gaswinning 30 miljoen m3. Bij exploratie en winning is de staatsmaatschappij Statoil een steeds belangrijker rol gaan spelen. De aardolie wordt met tankschepen afgevoerd, het gas per pijpleiding naar Emden (Duitsland) en Teesside (Groot-Brittannië).

Industrie
Het aandeel van de industrie aan het bruto nationaal product is ongeveer 26% en 23% van de beroepsbevolking vindt er werk. Kleine bedrijven overheersen. De aluminiumindustrie is de belangrijkste tak. Naast Rusland is Noorwegen de grootste aluminiumproducent van Europa. Andere belangrijke producten zijn stikstof en kalksalpeter. Verder zijn van belang de houtveredelings- en papierindustrie, scheepsbouw en cementindustrie. De chemische en de petrochemische industrie worden door de winning van aardgas en aardolie steeds belangrijker. De belangrijkste raffinaderijen bevinden zich te Bamble, Rafsnes en Mongstad. Van groot belang is ook de bouwsector.
Handel
Noorwegen heeft sinds 1989 een overschot op de handelsbalans, vnl. door de aardolie-export. Belangrijke exportproducten zijn verder machines, metalen (aluminium), papier en cellulose, vis en chemische producten. Geïmporteerd worden vooral machines, grondstoffen en halffabrikaten, aardolie en aardolieproducten, voedingsmiddelen, auto's en schepen. Belangrijkste handelspartners zijn de EU, de Scandinavische buurlanden en de Verenigde Staten.
Verkeer
Er zijn nooit veel wegen geweest en de kustscheepvaart heeft altijd de centrale rol bij het transport gespeeld. Sinds de komst van de spoorwegen zijn er in het binnenland typische 'stationssteden' ontstaan. Het spoorwegnet is niet uitgebreid. Vanuit Narvik bestaat een aansluiting op het Zweedse spoorwegnet met een ertslijn naar Kiruna. In het personenvervoer over zee neemt de Hurtigrute van Bergen naar Kirkenes een centrale plaats in. Het vervoer door de lucht wordt verzorgd door SAS (ook internationaal), Braathens SAFE en Widerøe. Vanuit Noorwegen zijn er veerverbindingen naar Denemarken, Duitsland, Nederland en Engeland. Noorwegen bezit de vijfde koopvaardijvloot in grootte ter wereld met meer dan 1600 schepen van 100 brutoton en groter. De rederijen hebben grote belangen in de aardolie-industrie. Noorwegen is een van de eerste landen die zich in supertankers hebben gespecialiseerd. In Noorwegen is in 2001 de langste tunnel ter wereld geopend: de Laerdaltunnel is 24,5 km lang en begint 300 km ten noordwesten van Oslo en verbindt Oslo met Bergen.
Op landenweb staat meer informatie.

ToerismeNaar boven

Noorwegen heeft de grootste gebieden met natuurschoon in Europa. Het bekendst is de door fjorden ingesneden westkust met de vele eilanden. In de fjorden monden de rivieren vaak met watervallen uit. Interessante steden in het fjordengebied zijn Trondheim, Bergen, Stavanger en Flekkefjord met het schilderachtige Hollenderbyen (Hollandersstad). Aan de zuidoostkust: Kristiansand, Risør, Oslo, met in de omgeving het oude mijnbouwstadje Kongsberg (drie watervallen, twee musea); en verder nog Fredrikstad bij de Zweedse grens.
In het binnenland van Zuid-Noorwegen met zijn vele meren, ligt het berggebied Joyunheim (tot ruim 2400 m hoog), in het noordoosten begrensd door Gudbrandsdal met vele boerderijen uit de 16de en 17de eeuw. Het kenmerkendste hooggebergtetype van Noorwegen is echter de fjell (hoogvlakte), bijv. de Dovrefjell waar men 's zomers kan skieën. Noorwegen telt vele gletsjers, o.a. de Jostedalsgletsjer, de grootste van Europa. Voss is centrum van een gebied met eeuwenoude dorpen. In Zuid-Noorwegen vindt men de meeste stavkirken, middeleeuwse kerkjes met een zeer typische bouw. Zeer interessant is Finnmark, Noorwegens noordelijkste provincie, het land van Lappen, rendieren en middernachtzon. Vanuit Tromsø kan men per boot Svalbard (Spitsbergen) bezoeken. O.a. in de omgeving van Alta vindt men rotstekeningen en opgravingen van nederzettingen uit de steentijd. Karasjok is een typisch Lappendorp. Naar het zuiden ligt Rana (Lappenmuseum) met in de omgeving gletsjergebieden en de kristalgrot Grønli met een onderaardse waterval.
Op landenweb staat meer informatie.

Het actuele weer


© Teije & Elisabeth 2000 - 2024 Naar boven