Zaterdag 29 juni, van Vesterålen naar de Lofoten

Het zonnetje heeft weer de hele nacht geschenen; prachtig weer om de huishouding even te doen. Maar niet te lang, want we willen weer op pad.
Na 40 km. arriveren we in Melbu waar we de ferry nemen naar Fiskebøl. Vanuit de verte kunnen we de Lofoten al zien liggen.

Een ondiepe zee en een bodem van zand geven de kust soms een tropisch aanzien. Op alle eilandjes hier komen we regelmatig witte zandstranden tegen.

Binnen een half uur varen we de haven van Fiskebøl binnen en de eerste kilometers leggen we in een grote stoet af, voornamelijk bestaand uit kampers en auto's met caravans.

Het valt ons al dagen op dat er ontzettend veel kampers rijden. De Scandinavische landen zijn er ook ideaal voor door het zogenaamde allemansrecht. In principe mag men overal vrij kamperen. Toch moeten we er zelf niet aan denken, over al die smalle bergweggetjes met zo'n dikke wagen.

Het landschap op de Lofoten is ruiger dan op de Vesterålen en alleen langs de kust zijn er rechte stukken weg. We zijn nog vroeg, dus we rijden eerst naar Svolvær, de hoofdstad van Austvagøya en de grootste plaats op de Lofoten met 4100 inwoners. Langs de haven zoeken we een leuk terrasje op en genieten van de zon en de gezellige drukte.

De eilanden Moskenesøya, Flakstadøya, Vestvågøya, Gimsøya, Austvågøya en Henningsvær zijn met elkaar verbonden door indrukwekkende bruggen en een paar tunnels. Visvangst en de erbij horende visindustrie is de belangrijkste bron van inkomsten voor de bewoners van deze archipel. Op de voorgrond rekken met stokvis.

Er zijn meerdere dorpjes op de eilanden, meestal langs de kust, maar hier en daar staat een verdwaald huis eenzaam in de wildernis. Woorden schieten te kort om dit fantastische landschap te beschrijven.

We rijden langzaam richting het zuiden en nemen bijna iedere weg die we op de kaart zien. Kleine kustwegen, vaak onverhard, die door prachtige streken voeren. Het kost echter veel meer tijd dan we hadden gedacht en we zijn blij dat we hier morgen nog de hele dag zijn.

In plaats van rendieren worden we ditmaal opgeschrikt door een loslopend paard en een kalf op de weg, net wanneer we uit een donkere tunnel komen.
Na een mooie en indrukwekkende rit rijden we terug naar het noorden om onze camping op te zoeken bij Laukvik, op het noordelijkste eiland van de Lofoten, Austvågøya.

En op de camping bereiden we ons voor op de tocht van morgen. Iedere avond bekijken we de route voor de dag erop en lezen over de gebieden waar we doorheen zullen komen. Op de kaart wordt aangekruist wat we willen zien en welke omweggetjes we eventueel willen nemen. Het zou jammer zijn om iets te missen wanneer je steeds maar zo kort in een gebied bent.Uit eten zijn we in Noorwegen nog niet geweest. De belangrijkste reden daarvoor zijn toch wel de hoge prijzen. Maar op een boterham en een lekker biertje kan Teije ook wel leven.

Tot vrij laat kunnen we buiten zitten om de omgeving te bewonderen. Nederland zou er toch ook een stuk beter uitzien wanneer ze er een paar bergen neerzetten, zo vinden wij.
